Column – Blik uit het Venster door Jules Zollner (76) afl. 9 “Sjra van Heur in Posterholt klopte ze allemaal”

Deze keer werpen we de blik uit het venster op een van de markantste dagelijks bestuurders, die het gewest Roermond aan het eind van de vorige eeuw gekend heeft.

Sjra van Heur werd de opvolger van Willem Heemskerk (die naar Echt verhuisde), en kreeg de heerschappij over Posterholt en St Odiliënberg. Hij overleed vorig jaar in de leeftijd van 94 jaar.

Van Heur was een gemakkelijk geoefend razendsnel en vooral slim, sluw en gewiekst bestuurder. Hij werd door niets en niemand in de weg gezeten behalve, door het oude omgebouwde klooster van Sankt Ludwig.
Dat was in handen gekomen van de hoppende Indiërs onder leiding van de Mahareshi Yogi Shri Shra Rajneesj.

In het klooster liepen allerlei soorten rijke invloedrijke buitenlandse vermogenden rond en de Indiërs braken het oude klooster tot de grond toe af. Ze pleegden verbouwingen op de Duitse grens zonder vergunning te vragen.  Ze stoorden zich nergens aan en aan niemand. Van Heur kreeg er grijze haren van. Zijn ogen rolden van woede tijdens de raadsvergaderingen.

Van der Varst was de enige die met Van Heur mee ging in grote volks-verontwaardiging. De inwoners zagen het met lede ogen aan. Het enige wat vredelievend was in en rond het oude klooster was het treintje, dat in de vorige eeuw dagelijks vier keer langs Sankt Ludwig reed vanuit Roermond over Vlodrop Station naar Mönchen Gladbach.

Maar daar werd het treintje in de “Deutsche Eck” van Herkenbosch onder vuur genomen met een jachtgeweer  door de gebroeders Wolters die daar woonden in een grote boerderij.

“Breek die oude krak toch af man,” had collega-bestuurder Frans Fey van Melick en Herkenbosch al een keer tegen zijn ambtscollega gezegd. Hem kon de hele smokkelarij in het gebied niets schelen. Maar Sjra hield zich aan de wet, en loerde op een kans om de Indische Grashoppers in zijn gemeente een loer te draaien. Dat lukte, maar hij heeft er met allerlei procedures die de ambtenaren keurig voor hem uitkauwden, lang op moeten wachten.

Van Heur was een slim, snel en gewiekst bestuurder, omdat hij lid was van talrijke burgerverenigingen in de hele regio. Hij wist overal wat er speelde, en kon door persoonlijke inbreng en aandrang persoonlijk sterke invloed uitoefenen op alle zaken van allure, die er speelden in het hele gewest. Net zoals Heemskerk, die hij was opgevolgd, en die hij vaak raadpleegde, was het een van de machtigste bestuurders van de hele regio. “Via het onderling ambtelijk overleg”, zei een van de ambtenaren dan, als de beide bestuurders elkaar weer eens hadden opgebeld, om een aantal zaken te regelen.

Ze kwamen bijeen, eens in de paar maanden, in het gemeenschapshuis van Sint Odiliënberg, de burgemeesters van het stadsgewest, als leden van het dagelijks bestuur: de hoofd-ingelanden, van het waterschap Roermond. Daarin ging het om het uitgraven van een slootje, hier of daar. “Schrijf het maar goed op jong,” zeiden de hoofd-ingelanden jolig, en vol pret, onder het voorbij galopperen aan het tafeltje van de stadsverslaggever. Ik hoefde niets te doen. Om 10 uur passeerde al het eerste bier. Voor allen. De dag werd verder in grote vrolijkheid doorgebracht. Bestuurlijke zaken kwamen niet ter tafel noch aan de orde.

Net zoals Heemskerk had Van Heur aan het provinciaal bestuur en haar ambtelijke afdelingen en grootmogendheden een broertje dood. Heemskerk barstte tijdens de raadsvergaderingen openlijk in verschrikkelijke woede uit, als het hij het over de provincie had. Van Heur speelde het spel veel geraffineerder. Door ze op alle fronten juridisch financieel en technisch volledig schaakmat en voor het blok te zetten. Beiden konden hogere bestuurscolleges in de ambtenarij niet boven zich niet dulden. “Ik ben hier de baas,”zei Van Heur herhaaldelijk, “de provincie bestaat hier niet.”

Van Heur had een machtig wapen tot zijn beschikking. Dat was, al even geraffineerd, de openbaarheid.
Die zette hij naar zijn hand. Via een nooit opgeschreven en altijd ontkende gedragsregel, moest de stadsverslaggever op bepaalde dagen zijn auto in een van de straten van de kom van het dorp zetten. Het rechter portier niet afgesloten. Daarna moest de stadsverslaggever weggaan.

Na een half uurtje keerde de stadsverslaggever terug, stapte in zijn auto en verdween.
Bij aankomst aan het redactiekantoor en inspectie van de wagen bleek er op de rechter stoel naast de bestuurder een grote zware dikke gele envelop te liggen. Met allerlei gekopieerde documenten erin van zaken gebeurlijkheden en histories die nooit in de openbaarheid hadden mogen komen. Dat gebeurde dan ook niet.

Bij de primeurs die we erover maakten sprongen de leidinggevenden van de concurrentie bijna dagelijks in opperste toorn op hun bureau om de vuist te schudden. Deze traditie heeft nog lang voortgewoekerd.
Tot onze krant ophield te bestaan. Veel leven in regio en provincie, was er toen niet meer.

Limburg paradeerde niet meer op de voorpagina’s van de landelijke kranten in Nederland.

Dit bericht delen:
Scroll naar boven