UIT DE KOERS VAN TOEN door Wiel Verheesen (80) aflevering twee

Tweede aflevering

Twee wekelijks blikt Sportjournalist Wiel Verheesen in de rubriek DE KOERS VAN TOEN terug op wielerwedstrijden uit het verleden. Heroïsche verhalen; U mag er van genieten.

 

Ze liggen nu onder het stof van de archieven, de wedstrijden die van de kalender zijn geschrapt. Maar lang voordat ze dáár terechtkwamen leverden  Antwerpen-Ougrée en de Ronde van Haspengouw, om er maar een paar te noemen, hun bijdrage aan de geschiedenis van de wielersport, net als de Drielandentrofee, het Kampioenschap van Zürich, de Union-Preis van Dortmund, de monsterrit Bordeaux-Parijs en tientallen andere eendaagse koersen. En met verdwenen etappewedstrijden als de Tour du Nord en Midi-Libre in Frankrijk, de Ronde van Sardinië en Rome-Napels-Rome in Italië of de Catalaanse Week in Spanje was het niet anders. Zelfs wanneer je de ’rondjes om de kerk’ buiten beschouwing laat, zou van de niet meer bestaande Europese profkoersen een ellenlange lijst gemaakt kunnen worden. Vergeet daarbij niet dat menige wedstrijd van destijds qua uitstraling, parcoursgehalte en organisatie allerminst hoefde onder te doen voor het merendeel van de huidige wedstrijden, de grote ronden en klassiekers vanzelfsprekend uitgezonderd.

Dus mocht je de Ronde van Haspengouw en Antwerpen-Ougrée in de jaren vijftig, zestig, gerust vergelijken met Kuurne-Brussel-Kuurne van het voorbije weekend,  zoals je de verdwenen Tour du Nord op gelijke hoogte met de Vierdaagse van Duinkerken kon plaatsen. Allicht dat wijlen Wout Wagtmans en Mart van der Borgh daarom maar wát blij waren met hun zege in de eerstgenoemde race, zoals  diezelfde Van der Borgh, net als onder meer Harry Steevens en René Pijnen, trots op het hoogste podium van de rondrit door het Franse noorden plaatsnam. Winnen op dit niveau is altijd mooi. Vraag het anders maar aan de honderden, wellicht duizenden ex-profs die nooit op zo’n ereschavot hebben gestaan.

Net als ’Kuurne’ vond de Ronde van  Haspengouw (205 km) altijd op een zondag  vroeg in maart plaats, zo dus ook in 1960. Start en finish in Landen. Na terugkeer van de lange lus (via Sint Truiden, Tongeren en de Luikse contreien) kreeg het peloton in de aankomstplaats nog een of twee lokale omlopen voor de kiezen. Het merendeel van de ruim honderdtwintig deelnemers in genoemd jaar maakte deze slotfase overigens niet meer mee. De koude wind, de terugkerende hellingen en veel aanvalsacties hadden namelijk voor een forse schifting gezorgd. Van der Borgh daarentegen reed solo naar de streep. Provinciegenoten als Jef Lahaye, Jaap Kersten, Willy Gramser, Frits Knoops en Sjra Vergooszen kwamen met een uitgedunde groep ruim twee minuten later binnen. Nog in dezelfde maand glorieerde de toen 25-jarige Van der Borgh ook in een soortgelijke wedstrijd met start en aankomst in Borgloon:  de ’Omloop van het Graafschap Loon.’ Weer dik 200 kilometer. Nee, geen kermiskoers dus.

Via de Ronde van Duitsland trok sympathieke Mart daarna met zijn ploeggenoten van Locomotief naar Luik-Bastenaken-Luik en Parijs-Roubaix waar hij respectievelijk zesde en twaalfde werd. Die zesde plek in de door landgenoot Ab Geldermans gewonnen Ardennenklassieker kreeg nog extra betekenis omdat hij onderweg de meeste punten voor het bergklassement had veroverd. En maanden later kwam daar zelfs (via de rechtbank !) nog een leuk bedrag bij omdat de eigenaar van een loslopende hond, waarover de renner uit Koningsbosch vóór het binnenrijden van Luik ten val was gekomen, tot een schadevergoeding was veroordeeld. Mogelijk had Van der Borgh in de zomer van 1960 ook nog de gele trui in de Tour de France veroverd als hij in de laatste honderden meters van de openingsetappe Lille-Brussel, toen hij uit de kopgroep was weggesprongen, niet net voor het Heizelstadion in alle consternatie  een verkeerde kant was uitgestuurd. Hij moest omdraaien en eindigde als vierde. Het was voor hem overigens al de derde achtereenvolgende Tour waaraan hij deelnam en de enige waarin hij Parijs haalde. Dat laatste zou hij in vorige jaren ongetwijfeld óók gedaan hebben, maar eerst dwong een val in de Pyreneeën hem tot opgave en het jaar daarop kreeg hij zóveel last van weer een knieblessure (ontstaan tijdens een oefenkamp aan de Italiaanse Riviera) dat hij opnieuw  vroegtijdig naar huis moest.

Van der Borgh – die zijn loopbaan begon bij de toenmalige Wieler Federatie Limburg, de zogenaamde ’wilde bond’ – had  na zijn overstap naar de amateurs in 1954 de Ronde van Limburg gewonnen en de derde plek veroverd op het WK dat jaar in Solingen. De overstap naar de profs, nadat de militaire dienst er op zat, was dan ook logisch. Hij werd een van ’s lands beste renners. Behalve de drie Tourdeelnames tekende hij een of meerdere keren present in andere koersen van betekenis zoals de Dauphiné Libéré en de Ronden van Zwitserland, Luxemburg, Nederland, België, Duitsland, Romandië, Midi Libre, noem maar op. De overwinning in de Tour du Nord ’61 onderstreepte zijn kwaliteiten, net als successen in andere wedstrijden, inclusief twee ritoverwinningen in de Ronde van Luxemburg. De eerste keer (1958) deed hij dat in het shirt van Eroba uit Echt, het bedrijf dat een aantal seizoenen een sterk Limburgs getinte ploeg op de been hield. Vijf jaar later behoorde hij in Luxemburg tot de ’stal’ van Ruberg, een Duitse firma. Daar sloot hij eind 1964 ook zijn loopbaan af, mede omdat nieuwe knieperikelen een optimale beoefening van beroepswielersport verder  in de weg stonden.

Na zijn carrière woonde hij o.a. in Arnhem, Hoensbroek en Brunssum, waar hij op 12 februari 2018 de strijd tegen kanker verloor. Mart van der Borgh werd 83 jaar. Op verzoek van zijn familie heb ik bij de crematie een afscheidsrede gehouden.

 

Dit bericht delen:
Scroll naar boven